apr 262013
 

Het Plein in de sneeuwDoor Pieter Maessen
(Gepubliceerd in Den Haag Centraal, 12 april 2013)

Wat is Den Haag zonder de Randstad? Dat is een vervelende vraag voor liefhebbers en bestuurders van deze stad. Maar ze moet wel gesteld worden, en niet alleen over Den Haag. Ook Amsterdam en Rotterdam hebben hun sterke positie alleen te danken aan het feit dat ze deel uitmaken van het grotere geheel van de Randstad.

De Randstad is, zo blijkt uit onpartijdig Duits onderzoek, na Londen en Parijs de belangrijkste en sterkste metropoolregio van Europa. De Randstad eindigt boven Brussel, het Ruhrgebied en Moskou en ruim voor Wenen, Frankfurt, Rome en Madrid. Hoe komt dat? Doordat de Randstad zeer hoog scoort op vijf bouwstenen die de kracht van een metropoolregio bepalen: 1. de aanwezigheid van internationale bestuurlijke instellingen, 2. een krachtige economie, 3. een goed transportnetwerk, 4. een hoog niveau van de wetenschappelijke instellingen en 5. een ruim cultuuraanbod.

Polder

Het is moeilijk de Randstad als één metropoolregio te zien, want zij lijkt helemaal niet op een wereldstad. Wat we op de kaart zien is een verzameling steden aan de rand van een poldergebied: Utrecht, Amsterdam, Haarlem, Schiphol, Leiden, Den Haag, Delft, Rotterdam en Dordrecht en de tientallen gemeenten die daartussen liggen.

Die steden zijn onafhankelijk van elkaar groot geworden en maken pas tweehonderd jaar deel uit van één koninkrijk. Vóór die tijd was er geen centraal gezag. Integendeel: de regenten van de afzonderlijke steden deden er alles aan om te voorkomen dat één stad, Amsterdam, te machtig zou worden. De uitkomst van die strijd was dat Amsterdam economisch centrum en Den Haag bestuurscentrum werd, terwijl Rotterdam zich tot poort naar het Europese achterland kon ontwikkelen.

Massa

De kracht van een metropoolregio als de Randstad zit in het op allerlei manieren verbinden van mensen en activiteiten met elkaar. Daarom blijven stedelijke regio’s nog steeds mensen aantrekken. Het Centraal Planbureau verwacht de komende twaalf jaar een groei van de Randstad met 700.000 nieuwe inwoners.

Omdat de Randstad zo’n verspreide metropool is, moeten we extra aandacht aan de interne verbindingen besteden. Het gaat er niet alleen om dat mensen gemakkelijk van A naar B kunnen komen. In een stad gaat het er ook om dat zoveel mogelijk mensen met verschillende beroepen en kwaliteiten dicht bij elkaar werken. Door het bijeenbrengen van mensen in een stad ontstaat massa.  Die geeft  een economisch draagvlak voor bijvoorbeeld een cultuurcentrum, luxe winkels of gespecialiseerde advocaten.

Hoofdkantoor

De verschillende Randstadsteden hebben ieder een paar economische specialisaties. Den Haag is vanouds het nationale bestuurscentrum. Maar deze functie van de stad wordt minder belangrijk. De rijksoverheid krimpt snel omdat ze taken overdraagt aan Brussel, aan de gemeenten en aan de markt.

Daarmee dreigt Den Haag te marginaliseren en moet het volop inzetten op zijn rol als centrum voor internationale juridische instellingen en alles wat zich daaromheen beweegt. Het gemeentebestuur probeert actief een cluster te creëren dat steeds meer instellingen en bedrijven zal aantrekken. Er zijn economen die twijfelen aan de toegevoegde waarde daarvan, maar het belang ervan schuilt voor een groot deel ook in het geven van identiteit aan een stad. Het internationaal-juridische cluster laat zien waarmee Den Haag zich onderscheidt van andere steden. Daardoor hoeft de stad niet meer uit te leggen wat haar bijdrage aan de internationale Randstadeconomie is.

Provinciestad

Den Haag heeft zichzelf dus als taak gegeven verbindingen te leggen tussen experts uit de hele wereld die met vrede, recht en security bezig zijn. Maar dat kan niet beperkt blijven tot de vierkante kilometer rondom het Vredespaleis. Het werkt alleen als Den Haag hecht verbonden blijft met de andere delen van de Randstadmetropool. Zonder de context van de Randstad zou Den Haag een nette provinciestad als Genève of Straatsburg zijn.

Het is daarom essentieel dat Den Haag goed verbonden is met ‘zijn’ universiteitssteden Leiden en Delft en met het economische centrum van de Randstad, dat op Schiphol en in Amsterdam-Zuid ligt. Die verbindingen gaan relatief achteruit, er dreigt een achterstand.

Ik woon in Den Haag en werk in Rotterdam. Wanneer ik vanuit het centrum van Rotterdam naar Amsterdam moet, kan dat over het nieuwe hogesnelheidsspoor in veertig minuten. De reis terug naar huis, van Amsterdam naar Den Haag, is zestien kilometer korter, maar duurt minimaal tien minuten langer. Nog belangrijker dan die tien minuten is de beleving van die reis: de intercity tussen Amsterdam en Den Haag rijdt niet echt hard en vaak moet je in Leiden overstappen.

De hogesnelheidstrein, die onder het Groene Hart doorgaat, maakt tempo. Daardoor zijn Amsterdam en Rotterdam niet alleen in tijd dichter bijeengekomen. De psychologische afstand, de mental map, tussen die twee is kleiner geworden, terwijl de afstand tussen Amsterdam en Den Haag als het ware is toegenomen.

Winkelgebied

Het hogesnelheidsspoor wordt de nieuwe norm voor reizen en het is heel spijtig dat het niet is gelukt Den Haag daarop aan te sluiten. Zo zijn er meer verbindingen die Den Haag nodig heeft. Het spoor tussen Den Haag en Rotterdam moet zo snel mogelijk worden verdubbeld en terecht probeert wethouder Peter Smit de verbinding met Brussel te verbeteren.

Ook de verbindingen binnen de stad Den Haag zijn nog niet goed genoeg, vooral het openbaar vervoer tussen het centrum, Scheveningen en het World Forum-gebied. Stedenbouwkundige Maurits de Hoog heeft onlangs erop gewezen dat het World Forumgebied en het museumkwartier aan de Stadhouderslaan één wandelgebied zou moeten gaan vormen met de Frederik Hendriklaan. Dat kan een stuk van de stad met metropoolkwaliteit worden.

Stadsregio’s

De bestuurlijke organisatie van de Randstad is een heel actueel onderwerp. Daarbij moeten we beseffen dat de Randstad wezenlijk anders is dan de andere delen van Nederland. Daarbij zou ook een afwijkend bestuurlijk model kunnen passen.

Minister Plasterk is vooral bezig met de toekomst van de provincies. Maar die stammen uit een ver verleden, toen steden nog op zichzelf staande gemeenten binnen provincies waren. In de Randstad van nu is dat heel anders. We hebben hier overal aaneengesloten stedelijke gebieden. Die bestaan uit gemeenten die naadloos tegen elkaar aan liggen. Er is niemand die eraan twijfelt dat Voorburg iets met Den Haag heeft en Schiedam iets met Rotterdam. Zo zijn natuurlijke vormen van samenwerking ontstaan, zoals het Stadsgewest Haaglanden en de stadsregio Rotterdam.

Die stedelijke regio’s zijn zo georganiseerd dat één wethouder tevens bestuurder van de regio is. Die wethouder hoeft niet te scoren voor zijn/haar electoraat. Hij/zij heeft primair de opdracht om te samenwerking tussen de gemeenten te organiseren en praktische resultaten te bereiken.

Het is tegenwoordig een breed gedragen principe dat de gemeente de eerste overheid is. Dus is het ook logisch dat de gemeenten zelf bepalen op welke terreinen ze willen samenwerken en dat ze dat zelf organiseren. In een gebied als de Randstad heb je daar de provincie niet bij nodig.

Ik pleit daarom voor een Randstad van stedelijke regio’s, waarin de provincies zijn opgeheven. Dat kunnen de huidige stedelijke regio’s zijn, maar de gemeenten kunnen ook besluiten tot samenwerking op hogere schaal, bijvoorbeeld als regio Rotterdam-Den Haag of Den Haag-Leiden. Op die manier organiseren we het bestuur langs samenwerkingsverbanden die zich in de praktijk hebben bewezen en we maken een einde aan de competentieproblemen tussen grote steden en provincies.

Share
feb 082013
 

achterkant schiphol groot(door Pieter Maessen, februari 2013)

Kan een vliegveld een achterkant hebben? Jazeker, want dat beschrijven Salewski en Machaeli in een artikel over de airport corridor van Zürich in het jongste nummer van S+RO. We hoeven helemaal niet naar Zürich om te weten hoe zo’n achterkant er uitziet, Schiphol heeft er ook een en dat is schadelijk voor de samenhang binnen de Randstad.

Door de ontwikkeling bij Zürich zijn tussen de luchthaven en de stad ‘nieuwe centrale locaties in duidelijke patronen’ ontstaan. Maar ‘aan de achterzijde is een luchthavenperiferie ontstaan die plaats biedt aan toepassingen van geringe waarde als overloop van de centrale stad’. De auteurs stelen vast dat ‘voordelen en nadelen van stedelijke groei en luchthavengroei ongelijk verdeeld zijn, zowel in tijd als ruimte’.
Het mooie van Schiphol is nu juist dat het tussen de vier grote steden van de Randstad ligt en niet ergens opzij. Wanner je in de Randstad bent, is de luchthaven nooit meer dan dertig minuten verwijderd, al ligt hij natuurlijk vooral dicht bij Amsterdam.
Niemandsland
De nauwe band tussen Amsterdam en Schiphol leidt de komende twintig jaar tot een hechte airport corridor aan de noordzijde van de luchthaven, waar het internationale zakencentrum van Nederland zich volop kan ontplooien. Dat is prachtig, maar wanneer je Schiphol in zuidelijke richting verlaat, kom je in een niemandsland terecht. Een vreemdeling zal denken dat stedelijk Nederland daar ophoudt, terwijl Leiden, Den Haag, Delft en Rotterdam met hun universiteiten, instellingen, industrie en haven nog moeten komen.
Een heel zwak punt van de Randstad in vergelijking met andere metropoolregio’s, is dat zij een gebrek aan massa heeft. De Randstad heeft alles in huis wat een echte metropool moet hebben, behalve een groot inwonertal in een aaneengesloten gebied. Door het lege land tussen de Noord- en de Zuidvleugel word je steeds weer met die zwakke stee geconfronteerd. Je mist de beleving die andere, aaneengesloten metropolen wel hebben.
Voor de Randstad zou het dan ook goed zijn als we op een of andere manier dat lege, zwarte gat tussen Schiphol en Leiden zouden kunnen dichten. Ik pleit niet voor het volbouwen van dit deel van de Haarlemmermeer en het Groene Hart met woonwijken en logistieke loodsen. Maar wanneer ik vijftien minuten tussen de Noordvleugel en de Zuidvleugel onderweg ben, zou ik iets willen zien waardoor ik beleef dat ik tussen twee stedelijke gebieden ben, die bij elkaar de Randstad vormen.
Maurits de Hoog heeft in De Hollandse metropool onderzocht hoe je binnen de grote steden locaties met een metropoolkwaliteit kunt vormen. Het belangrijkste daarbij is het met elkaar verbinden van plekken waar veel mensen komen. Daardoor ontstaat dichtheid, massa en metropolitane stedelijkheid.
Dames en heren landschapsarchitecten en stedenbouwers: wie van u heeft een briljant idee om de delen van de Randstad beter met elkaar te verbinden zonder de boel vol te bouwen?

Share
jan 292013
 

Welke zijn de plekken in de Randstad waar de metropool echt tot leven komt? En hoe kun je dergelijke plekken creëren? Die vragen stelde hoogleraar Maurits de Hoog zich in zijn studie De Hollandse Metropool. De Randstad is na Londen en Parijs de sterkste metropoolregio van Europa.

Door Pieter Maessen

Dit artikel verscheen in december 2012 in #MRDH, het relatiemagazine van de stadsregio Rotterdam en Stadsgewest Haaglanden

Ir. Maurits de Hoog deed het onderzoek naar ‘metropolitane interactiemilieus’ als hoogleraar Stad en Regio aan de TU Delft. Hij is nu weer terug naar zijn oude werkgever, de Dienst Ruimtelijke Ordening van Amsterdam. De leerstoel in Delft, die hij vier jaar bekleedde, heeft hij gebruikt om te onderzoeken in hoeverre er in de Randstad al sprake is van een metropool.

De Hoog: ‘Het Duitse ruimtelijk planbureau heeft het metropoolkarakter onderzocht van stedelijke regio’s met een straal van vijftig kilometer. Zij keken naar vijf factoren: politiek, economie, wetenschap, verkeer en cultuur. Dat sprak mij aan omdat een gebied pas echt een metropoolkarakter krijgt als er ook internationale instellingen zitten en er op een hoog niveau cultuur en wetenschap worden bedreven. Op de Duitse index scoort Londen 100 en Parijs 97,9. De daaropvolgende sterkste metropoolregio is de Randstad met een score van 74,5, duidelijk boven regio’s als bijvoorbeeld Wenen, Moskou, Brussel of Milaan.’

Spuiforum

De Hoog en zijn medewerkers hebben een inventarisatie gemaakt van clusters op drie terreinen: cultuur, congres en kennis. De Hoog: ‘De essentie is dat je verschillende soorten publiekstrekkers in de openbare ruimte heel goed met elkaar moet verbinden. Zo creëer je grootstedelijke interactiemilieus. Daar vindt de handel plaats, daar ontstaan de nieuwe ideeën en nieuwe relaties waaruit innovatie voortkomt.’

‘Hoe het niet moet hebben Milaan en Madrid laten zien. Die steden hebben hun internationale congrescentrum naar de rand van de stad verplaatst. Maar congresgangers komen juist een paar dagen naar een stad omdat ze die stad willen beleven, ze willen er rondzwerven en zich laten verrassen.’

Wat heeft het zuidelijk deel van de Randstad in dit opzicht te bieden?

‘Ik zie Ahoy als een regionaal centrum, het ligt te perifeer om een rol te spelen in het metropoolkarakter van Rotterdam. De Doelen en het World Forum in Den Haag zijn betere conventielocaties. Het besluit van het Haagse gemeentebestuur om een nieuw Spuiforum te bouwen vind ik een goede zet. Theaters zijn goed te gebruiken om een veelzijdig pakket van conventievoorzieningen aan te bieden en je kunt ze ook als collegezaal benutten.’

Museumpark

Maurits de Hoog is geboren in Gouda en heeft jaren in Rotterdam en Delft gewerkt.  Hij kent de Zuid-Hollandse steden heel goed. Wat is hem vooral opgevallen in zijn speurtocht?

‘Het contrast tussen Rotterdam en Den Haag is groot. Den Haag is veel rijker dan ik dacht.  De binnenstad, het ministeriekwartier en het cultuurkwartier zijn goed met elkaar verbonden en vormen een gevarieerd district. Daarnaast kent Den Haag ook opkomende clusters rond Gemeentemuseum/Worldforum en in Scheveningen en publiekstrekkers zoals Madurodam. De relaties tussen de clusters kunnen  beter; dan maakt Den Haag een echte sprong.’

‘Rotterdam heeft het moeilijker door de grote verkeersstraten uit het naoorlogse Basisplan. Ze doorsnijden de stad. De Wilhelminapier ligt te ver weg van de binnenstad en het Museumpark. Een aantal nieuwe voorzieningen, zoals het Nieuwe Luxor, had beter bij het Churchillplein gebouwd kunnen worden. Ook de RDM-campus ligt te ver weg om mee te kunnen doen in de mix van stedelijke activiteiten. De Erasmus Universiteit had afgelopen jaren alfa- en gammafaculteiten moeten oprichten. Meer dan de bèta’s en medicijnenstudenten hebben alfa- en gammastudenten de neiging om de stad als hun leefgebied te beschouwen. Wat mij ook tegenvalt is dat Boymans van Beuningen nauwelijks meedoet in het circuit van internationale musea. In De Haag lukt dat met het Mauritshuis en het Gemeentemuseum veel beter.’

Superdistrict

‘Bij ons onderzoek naar de kennisclusters viel ons op hoeveel internationale onderzoeksinstituten er in Den Haag zijn. Gecombineerd met de steeds hechtere relatie met de Universiteit Leiden, kun je Den Haag tegenwoordig een universiteitsstad noemen. In Rotterdam is het aantal kennisinstellingen gering, maar daar staat tegenover dat Delft, Vlaardingen (Unilever) en Rijswijk (het Shell-onderzoekscentrum) ertegenaan liggen.’

‘De TU-wijk van Delft is qua oppervlakte het grootste fysieke kenniscluster van Nederland. Het is een superdistrict, maar de vulling ervan is nog heel dun, waardoor er nog een enorm ontwikkelpotentieel ligt.’

Coolsingel

De steden in de Randstad hebben een rijk aanbod aan voorzieningen maar die zijn vaak slecht met elkaar verbonden. De Hoog: ‘In Den Haag komen veel mensen naar het Gemeentemuseum, het Omniversum en het Museon. Daar vlakbij ligt het aantrekkelijke winkelgebied van de Frederik Hendriklaan. Maar die publiekstrekkers zijn niet met de winkelstraat verbonden, er is geen uitnodigende wandelroute met terrassen of winkeltjes. Kijk naar Amsterdam: daar lopen cultuur, winkelaanbod en horeca voortdurend door elkaar heen.

‘Ook Rotterdam kan in dit opzicht nog veel verbeteren. Tussen het nieuwe Centraal Station en de Meent zou je van het Weena en de Coolsingel een mooie bomenboulevard kunnen maken. In het algemeen moeten de voetgangersgebieden groter worden, al is het maar in het weekend.’

Brainpark

Het onderzoek van De Hoogs vakgroep richtte zich niet op kantoorlocaties, maar hij heeft er wel een visie op. ‘De perifere locaties, zoals de Plaspoelpolder, Rivium en Brainpark, zijn de probleemgebieden. Daar zullen radicale besluiten nodig zijn. Je moet de openbare ruimte aanpakken en faciliteiten bieden in de plinten van de kantoorgebouwen. Je kunt van alles doen met kleine ondernemingen, kinderopvang, horeca, tuintjes, winkeltjes, ateliers en studentenhuisvesting.’

‘Woudestein is de enige echte campus van Nederland. Die zou je kunnen verbinden met Brainpark en Kralingse Zoom en er een kennisdistrict van kunnen maken. In Den Haag gaat het de goede kant op met de internationale zone. Dat is een aantrekkelijk, parkachtig gebied. Daar komt ook het mooie oude KLM-kantoor vrij, waarin nu nog het Ministerie van Infrastructuur zit.’

Randstad

‘Rotterdam, Den Haag, Leiden en Delft hebben enorme kansen om een metropoolregio te worden en een breder publiek aan te trekken. Voor de Randstad als geheel is daar veel te winnen, want Amsterdam alléén heeft te weinig om op Europese en mondiale schaal flink mee te tellen.’

Na zijn onderzoek naar clusters op het gebied van ‘cultuur’, ‘congres’ en ‘kennis’ komt De Hoog in de Randstad tot een beschrijving van vier bestaande en zeven opkomende metropolitane interactiemilieus.

Bestaande metropolitane interactiemilieus:

  • omgeving Dam Amsterdam;
  • binnenstad Den Haag;
  • Uithof Utrecht;
  • TU-wijk Delft.

Opkomende:

  • binnenstad/Museumpark/Leuvehaven Rotterdam;
  • stadshart Utrecht;
  • Leidseplein-Museumplein,
  • Oostelijke Binnenstad Amsterdam
  • Zuidas Amsterdam;
  • Internationale Zone Den Haag;
  • zeefront Scheveningen.

 

  

Share
nov 112012
 

Dit artikel is verschenen in Het Financieele Dagblad van 2 november 2012

Door Pieter Maessen

 Het nieuwe regeerakkoord met zijn forse ambities om de bestuurlijke drukte te verminderen is een zegen voor de Randstad. Te meer omdat de mainports volop ruimte krijgen om verder te groeien. Het bestuurlijke gewicht van de steden zal groeien. Het is tijd om de verhouding tussen steden en provincies te herzien.

Rutte en Samson hebben de drieste ambitie vastgelegd om te streven naar gemeenten van minimaal 100.000 inwoners. Het verstedelijkte deel van de Randstad (dus zonder Groene Hart en andere randgebieden) bestaat nu uit ongeveer vijftig gemeenten. Dat aantal zal kunnen afnemen tot 15 à 20.

De Randstad ligt nu nog verspreid over vier provincies, maar door de samenvoeging van Noord-Holland, Utrecht en Flevoland zal dat afnemen tot twee, want ik ga ervanuit dat Zuid-Holland in zijn huidige vorm blijft bestaan. De vier stadsregio’s die nu nog bestaan, heft het regeerakkoord op. Andere samenwerkingsverbanden, zoals de Drechtsteden of Holland Rijnland (de regio-Leiden) zullen waarschijnlijk opgaan in de nieuw te vormen gemeenten.

Als deze vereenvoudiging lukt, zal de slagkracht van het bestuur in de Randstad toenemen. Dat is belangrijk om het hoge tempo van veranderingen in de economie te kunnen bijbenen. Tegelijk wordt het eenvoudiger besluiten te nemen over bijvoorbeeld het concentreren van woningbouw en kantoren op knooppunten van openbaar vervoer en over het ontwikkelen van een samenhangend OV-netwerk.

Vleugels

De Randstad is het gebied waar de internationale functies van Nederland zijn geconcentreerd. Als metropoolregio scoort zij in allerlei buitenlandse onderzoeken zeer hoog. In een recent Duits onderzoek kwam zij op Europese schaal als derde uit de bus, na Londen en Parijs. Maar die score – en dus de aantrekkelijkheid als vestigingslocatie – is gebaseerd op de samenhang in het hele gebied. Daarom blijft het belangrijk die samenhang te bewaken en te versterken. Het is kortzichtig alleen oog te hebben voor de noord- en de zuidvleugel afzonderlijk. Alleen met de gebundelde kracht van die twee hebben we een sterk verhaal. De relatie tussen de vleugels moet dan ook hechter worden, vooral door snel openbaar vervoer tussen de steden. Daar valt nog wel wat te verbeteren, maar dat staat helaas niet in het regeerakkoord.

Het akkoord bevestigt de hoge prioriteit voor de mainports Schiphol en Rotterdam. Schiphol krijgt ruimte om zijn zakelijke verkeer nog verder te laten groeien. Rotterdam krijgt een naast de Beneluxtunnel ook nog de Blankenburgtunnel en een nieuwe noordelijke randweg tussen het Terbregseplein en de A13.

Het verminderen van het aantal gemeenten betekent dat het openbaar bestuur in de Randstad een meer stedelijk karakter zal krijgen. De zelfstandige dorpen en stadjes die nu nog bestaan, zoals Blaricum, Heemstede en Maassluis, zullen opgaan in grotere gemeenten, waarvan de kern zal bestaan uit een stevige stad. Emotioneel ligt dat natuurlijk moeilijk, maar de praktijk is hoopgevend. Het aantal gemeenten in Nederland is de afgelopen jaren al gehalveerd en dat heeft niet tot volksopstanden geleid. De opschaling betekent vooral dat de nieuwe gemeenten beter gekwalificeerde professionals in dienst kunnen nemen waardoor hun bestuurskracht toeneemt.

Door het meer stedelijke karakter van alle Randstadgemeenten zal in de provinciebesturen de invloed van de plattelandsbelangen afnemen en daarmee de spanning tussen de provincies en de vier grote steden. Die spanning heeft in veel gevallen tot onnodige conflicten geleid.

De provincies zullen in de nieuwe opzet meer dan ooit een coördinerende rol krijgen tussen een klein aantal krachtige gemeenten. Als het kabinet toch het bestuur aanpast aan de nieuwe tijd, kan het ook een andere hervorming doorvoeren: laat Provinciale Staten niet langer rechtstreeks door de bevolking kiezen, maar indirect door de gemeenteraden. En maak enkele wethouders tevens provinciebestuurder. Dat is het model waarmee nu de (op te heffen) stadsregio’s worden bestuurd. In de praktijk leidt dat daar tot een bestuur waarin niet rivaliteit maar samenwerking centraal staat.

 Pieter Maessen heeft een praktijk voor beleidscommunicatie op ruimtelijk-economisch gebied. Van zijn hand verschijnt begin 2013 een boek over de Randstad.

Share
nov 022012
 

Boekbespreking van De Hollandse metropool. Ontwerpen aan de kwaliteit van interactiemilieus. Door Maurits de Hoog. Uitgeverij THOTH 2012.

Door Pieter Maessen
(Gepubliceerd op www.ruimtevolk.nl november 2012)

Het rijksbeleid voor de Randstad is officieel ten grave gedragen, maar het denken over de Nederlandse metropoolregio ligt gelukkig niet stil. In recent Duits onderzoek eindigt de Randstad overtuigend op plaats drie van de meest complete Europese metropoolregio’s, na Londen en Parijs, maar ruim voor Brussel, Milaan, Moskou, Frankfurt en al die andere grote Europese regio’s.

Het Duitse onderzoek is het uitgangspunt in een fraaie studie van Maurits de Hoog onder de titel De Hollandse Metropool. Hij ging op zoek naar de plekken waar onze metropoolregio zijn stedelijke hoogtepunten heeft.

Duitse index

Het Ruimtelijk Planbureau bracht een paar jaar geleden nog een studie uit onder de titel Vele steden maken nog geen Randstad. Die conclusie was gebaseerd op onderzoek naar woon-werkverplaatsingen en relaties tussen bedrijven. De Hoog volgt de benadering van Duitse onderzoekers, die stedelijke regio’s beoordelen op hun relevantie voor vijf factoren: politiek, economie, wetenschap, verkeer en cultuur. Op de Duitse index scoort Londen 100 en Parijs 97,9. De daaropvolgende sterkste metropoolregio is de Randstad met een score van 74,5.

Sleutelen

De Hoog is duidelijk gemotiveerd om de Randstad als metropoolregio op stuwen, want hij is op zoek gegaan naar mogelijkheden om eraan ‘te kunnen sleutelen’. De maakbaarheid van de metropool ligt op die plekken waar mensen veel activiteiten kunnen combineren en waar ze elkaar als vanzelf tegenkomen, dus in de ‘grootstedelijke interactiemilieus’. Wij denken daarbij al gauw aan bijvoorbeeld Piccadilly Circus of La Défense, maar De Hoog komt ook op heel andere plekken uit.

Hij inventariseerde in de Randstad eerst alle clusters op het gebied van ‘cultuur’, ‘congres’ en ‘kennis’. Die clusters zijn kleine eenheden met een interne loopafstand van vijf minuten. Vervolgens laat hij zien dat veel van die clusters, als je ze met elkaar kunt verbinden, grootstedelijke interactiemilieus (districten) vormen, zoals de omgeving van de Dam of de binnenstad van Den Haag. De Hoog maakt een uitgebreide typologie van die clusters en districten. Hij vindt namelijk dat de vakwereld te pas en te onpas woorden gebruikt als port en campus, terwijl de ruimtelijke dimensie daarvan heel uiteenlopende vormen kan aannemen

Zuidas

Uiteindelijk beschrijft hij vier bestaande interactiemilieus (omgeving Dam Amsterdam; binnenstad Den Haag; Uithof Utrecht; TU-wijk Delft) en zeven opkomende (binnenstad/Museumpark/Leuvehaven Rotterdam; stadshart Utrecht; Leidseplein-Museumplein, Oostelijke Binnenstad en Zuidas Amsterdam; Internationale Zone Den Haag en zeefront Scheveningen).

Dit is wel een opmerkelijk lijstje want wat hebben de Dam en de TU-wijk van Delft eigenlijk met elkaar gemeen? Het is dan ook geen volledige inventarisatie. Het is jammer dat De Hoog het onderzoek niet gericht heeft op de clusters van (hoofd)kantoren en internationale zakelijke dienstverlening. De Zuidas wordt nu behandeld als een aanhangsel van de RAI en de centrale kantoorgebieden van Den Haag en Rotterdam krijgen eveneens te weinig aandacht. Juist de kantorenmarkt is gevoelig voor de kwaliteit van interactiemilieus. Stedenbouwers zoekt naarstig een antwoord op de vraag welke combinatie van functies mogelijk is om van een verzameling saaie kantoorgebouwen, zoals op het Rotterdamse Weena, een levendige boulevard te kunnen maken.

Universiteitsstad

De studie roept ook andere vragen op. De Hoog komt tot de conclusie dat Den Haag, dankzij zijn onderzoeksinstituten en zijn campus van de Universiteit Leiden, al meetelt universiteitsstad. Wethouder Marnix Norder laat in hoog tempo studentenwoningen bouwen, maar van een studentenleven met tal van verenigingen en activiteiten is in Den Haag nog geen sprake. Ook stelt De Hoog vast dat Rotterdam verreweg de minste kennisinstellingen heeft, maar is dat erg wanneer de onderzoekcentra van Unilever en Shell en de TU-wijk vlakbij liggen?

Het valt op dat enkele van de elf (aanstaande) topmilieus maar een magere aansluiting op het openbaar vervoer hebben, iets wat op den duur niet vol te houden is. Ik denk daarbij aan de Utrechtse Uithof, het TU-gebied in Delft, de internationale zone van Den Haag en het zeefront van Scheveningen.

Wereldtentoonstelling

Voor De Hoog staat vast dat de Randstad als Hollandse Metropool werkelijk bestaat. Zijn boodschap is dat er veel te verbeteren valt aan de plekken waar die metropool zich zichtbaar manifesteert. Dat kan bijvoorbeeld door de openbare ruimte een facelift te geven en door musea en winkelstraten beter met elkaar te verbinden. Hij droomt aan het slot van zijn boek hardop over de impuls die uit zou gaan van Olympische Spelen in de Randstad. Maar liever nog zou hij er een wereldtentoonstelling houden, want die duurt langer en beklijft beter. Dat idee moet hij maar weer eens uit de kast halen wanneer we over een paar jaar weten dat de Spelen er toch niet gaan komen.

 

Share
nov 012012
 

Hieronder het voorlopige voorwoord en de inhoud van De poldermetropool, mijn boek over de Randstad dat begin 2013 verschijnt bij NAi010-Uitgevers

In de herfst van 1972 – tijdens mijn eindexamenjaar aan het Bisschoppelijk College in Roermond – stond ik voor de vraag waar ik wilde gaan studeren. De meeste van mijn jaargenoten oriënteerden zich op Nijmegen, een enkeling op Eindhoven, de universiteit van Maastricht bestond nog niet. Maar ik wilde verder weg. Met klasgenoot Hans, met wie ik nog steeds bevriend ben, trok ik op een decemberdag naar Leiden en in augustus 1973 betrok ik in die stad, in de Roodborststraat, mijn eerste zolderkamertje.

Net als bij veel anderen die vanuit de provincie naar het Westen trokken, groeide in de loop der jaren de spanning tussen het veeleisende leven in de grote stad en de gedachte aan een rustiger bestaan daarbuiten. Maar ik heb nooit echt voor de keuze gestaan om terug te kunnen keren naar de provincie. De interessantste beroepsmogelijkheden lagen voor mij in de Randstad. Daar kon ik werken bij gezaghebbende kranten en bij ministeries. Met gemak kon ik van de ene baan naar de andere overstappen. Later, als zelfstandig adviseur, kon ik moeiteloos in interessante projecten en functies meedraaien.

Inmiddels leef ik veertig jaar in de Randstad. Ik maak deel uit van een complexe stedelijke samenleving die met korte lijntjes verbonden is met Europa en de rest van de wereld. De hartslag van het internationale leven is er voelbaar en elk jaar zie je hoe de omgeving zich aan dat ritme aanpast. Het is meeslepend en uitdagend om dat te volgen en er deel van uit te maken.

De Randstad is voor mij een reëel bestaande stad. Wie geboren en getogen is in een van de Hollandse steden, zal zich Amsterdammer, Hagenaar, Rotterdammer of Leidenaar voelen. Als voormalig Limburger voel ik me eerder een Randstedeling. Het maakt niet zo veel uit in welke van die steden ik woon, de ene is me niet liever dan de andere en ik zou met gemak verhuizen.

Ook in het Nederlands taalgebruik is de Randstad een realiteit. Als je erover spreekt, weet iedereen wat je bedoelt. Het begrip heeft identiteit gegeven aan een gebied dat in de jaren vijftig nog ‘het Westen des lands’ werd genoemd. Het is het deel van Nederland waar het leven een ander ritme heeft en waar de steden groter, drukker, gemengder en – vooral – internationaler zijn dan daarbuiten.

Het is paradoxaal dat in de afgelopen jaren rapporten over de Randstad zijn verschenen, die vooral wilden duidelijk maken dat de Randstad niet bestaat. Die rapporten putten zich uit in bewijzen waarom de Randstad economisch, planologisch, verkeerskundig of bestuurlijk géén samenhangend gebied is. Maar die rapporten gaan voorbij het feit dat de Randstad een begrip is geworden en daarmee een aparte plaats in Nederland inneemt, duidelijk anders dan de rest van het land. De Randstad is een begrip dat staat voor een beleving, voor het deeluitmaken van een hoogstedelijke samenleving, die een actieve, substantiële rol speelt in mondiale ontwikkelingen.

Wereldstad

Behalve naar de beleving, kun je ook naar de functie van een stedelijk gebied op een hoger schaalniveau kijken. Zo is er discussie over de vraag of de Randstad een metropool of een metropolitaan gebied mag worden genoemd. Maar dat is niet belangrijk. Het gaat om de vraag naar de betekenis van een stad (of een stedelijke gebied als de Randstad) in het patroon van wereldomspannende krachten en voorzieningen, niet alleen economisch, maar ook technologisch, cultureel, logistiek, politiek/bestuurlijk en wetenschappelijk.

Stedenbouwkundige Joost Schrijnen maakte in december 2011 bij zijn afscheid als hoogleraar in Delft duidelijk wat het verschil is tussen zomaar een metropool en een wereldstad. Zijn criterium is dat de voorzieningen die tot het dagelijks leefpatroon van de stad behoren (het daily urban system) ‘ook betekenisvol zijn op wereldschaal en met de wereld perfect verbonden. Kortom, het draagvlak voor die voorzieningen is zowel gegrond in de metropoolbewoner als bij de wereldburger’.

Vanuit dit perspectief is de Randstad onbetwist een wereldstad, zoals uit de volgende hoofdstukken zal blijken. Natuurlijk is zij feitelijk niet één stad, maar een conglomeraat van grote en middelgrote steden. Bij elkaar hebben die steden echter alle voorzieningen die op Europese en wereldschaal ertoe doen. Die voorzieningen behoren tot de kern van de Randstadeconomie en maken deel uit van het dagelijkse leven.

Beleving

In de meeste culturen bestaat een afkeer van de grote stad. Het leven op het land is puur en overzichtelijk, de stad staat voor chaos en de natuur is er ver weg. In Nederland is dat niet anders. Maar het impliciete verzet tegen grootstedelijk leven buiten de Randstad doet geen recht aan de complexe werkelijkheid. Nederland kent tot in al zijn uithoeken een hoge levensstandaard en die is slechts mogelijk door de aanwezigheid van de grote zakelijke en industriële complexen in de Randstad, de hechte verwevenheid met de mondaine buitenwereld en de voorsprong die Nederland daar neemt ten opzichte van andere landen. Het ultieme symbool daarvoor is Schiphol, dat in de media nogal eens wordt gepresenteerd als een duivels gebied van brullende machines, beton, lawaai en vervuiling, terwijl de luchthaven een cruciale rol speelt in de economie en de Nederlanders er maar wat graag gebruik van maken om naar alle hoeken van de aarde op vakantie te gaan.

De spanning die in onze samenleving bestaat tussen enerzijds hoogstedelijk en anderzijds meer landelijk leven is niet slecht, onwenselijk of onaangenaam. Zij hoort bij het leven. Maar zij moet wel begrepen worden in haar complexiteit en we moeten er op een nuchtere manier mee omgaan. De Randstad is door haar dichtheid en haar positie in het internationale krachtenveld wezenlijk anders dan de rest van Nederland. Daarom moeten we ermee ophouden de verschillende delen van Nederland over één kam te scheren. Een metropolitaan gebied als groot-Amsterdam moet je anders besturen het Twentse stedencluster van Almelo, Hengelo en Enschede. Heel geleidelijk begint dat tot bestuurlijk Nederland door te dringen, maar dat mag wel iets sneller en doortastender.

Dit boekje is voortgekomen uit een zekere trots over de Randstad. Het is een prachtige, afwisselende ‘stad’ om in te leven. In de volgende hoofdstukken leg ik uit hoe de economie op hoofdlijnen in elkaar zit en waar het geld wordt verdiend. Er is een historische lijn die de Randstad verbindt met het machtige gewest Holland uit de Gouden Eeuw. Uit een nauwelijks bereisbaar moerasgebied met geïsoleerde steden is een wereldstad ontstaan met een uitzonderlijk verkeersnetwerk. De politieke geschiedenis van die ontwikkeling is interessant, omdat ook in Nederland de afkeer van de grote stad diep geworteld is. Toch wonen we nu met ruim zes miljoen mensen heel dicht op elkaar en we zijn er tevreden over. Hoe kan dat?

Ik zie geen redenen om te somberen. De afgelopen zestig jaar is veel waardevols tot stand gekomen en er zijn missers begaan. De ontwikkeling van de Randstad is een fascinerend onderwerp, omdat het gaat om botsingen van publieke en private belangen, van stedelijke en provinciale politiek, van expansie en natuurbeheer en van traditie en moderniteit. Alles overziend, verdient zij een loflied.

Share
okt 072012
 

 

De Historische Atlas van Rotterdam is een genot om te bekijken en te lezen. In veertig dubbele pagina’s vertelt hij het verhaal vanaf de prehistorie tot vandaag in een geslaagd evenwicht van enerzijds kaarten en andere illustraties en anderzijds tekst.

Mij viel op hoe lang de stad klein is gebleven, binnen de oude driehoek van Coolsingel, Goudsesingel en Boompjes. Maar toen de expansie begon, was er geen houden meer aan. In de jaren zestig van de vorige eeuw was burgemeester Thomassen enthousiast over een plan dat zelfs heel Goeree-Overflakkee tot haven wilde verbouwen.

Het doet nog steeds pijn om te zien hoe mooi de stad voor het bombardement van 14 mei 1940 was, zeker als je ziet hoeveel moeite het nu kost om van de Coolsingel weer een levendige winkelstraat te maken. Het Weena, het Hofplein en de Westblaak zijn tegenwoordig toch meer onderdelen van een in de atlas beschreven ‘verkeersmachine’ dan levendige boulevards. Zonder een afwisseling van winkels, terrassen en kraampjes blijft elke brede centrumstraat vooral een autoweg. Rotterdam heeft intussen echt wel genoeg gedaan om het autoverkeer te behagen. Je kunt zonder oponthoud overal doorrijden (alleen het Hofplein is wel eens een knelpunt) en parkeren is ook geen probleem, al kost het een paar euro’s.

Het zal heel spannend zijn om de komende jaren mee te maken hoe het Kruisplein, recht tegenover het nieuwe Centraal Station, er uit komt te zien en gaat functioneren. Zelf zoek ik een paar keer per week de ideale looproute van CS naar de Meent, maar het is nog niet naar mijn zin.

Dankzij de Historische Atlas begrijp ik nu eindelijk hoe de scheepvaartroutes van de Noordzee naar de stad liepen en wat de aanleg van de Nieuwe Waterweg precies inhield. Het is gewoon de kortste verbinding van de stad naar de Noordzee, terwijl de oude routes om Goeree-Overflakkee en de Hoeksche Waard heen liepen. Het kostte een dag extra zeilen op smalle wateren om de stad te bereiken. De nieuwe Waterweg heeft zijn geld wel opgebracht.

Dat geldt ook voor deze Historische Atlas. Een boek waar je veel plezier aan hebt, en dat voor maar € 19,50.

P. van de Laar en M. van Jaarsveld, Historische Atlas van Rotterdam. De groei van de stad in beeld. Uitgeverij Vantilt. ISBN 9789460041051.

Share
jun 102012
 

Omslag

 

 (door Pieter Maessen, juni 2012)
Peter ter Horst, de laatste hoofdredacteur van de Haagsche Courant, beschrijft in De dag dat de krant viel hoe hij van alles geprobeerd heeft om zijn zelfstandige dagblad overeind te houden. Aan Peter heeft het niet gelegen. Hij is een bijtertje, zoals ik uit eigen ervaring weet. Eind jaren ’80 waren we een beetje elkaars rivalen op de redactie van NRC Handelsblad. Peter was chef van de verslaggeverij en ik chef van de redactie Binnenland. Hij probeerde natuurlijk zo veel mogelijk ruimte voor de stukken van zijn mensen in de krant te krijgen, terwijl ik onder meer moest zorgen dat er ook ruimte zou zijn voor andere redacteuren, zoals die van de Haagse redactie.

Opzegging

In zijn boek geeft Ter Horst een hard oordeel over de kwaliteit die hij bij de Haagsche Courant aantrof. Het was er een ingedutte boel waar redacteuren werkten die 58 vakantiedagen per jaar hadden en die met zes man maar één pagina hoefden te vullen. Ondanks twee ontslagrondes en pogingen tot creatieve innovaties ging het steeds slechter met de Haagsche. In die tijd, omstreeks 2002, hoorde ik om mij heen dat Hagenaars hun abonnement opzegden. Ze vonden de krant niks meer. Maar ze beseften niet dat hun opzegging wezenlijk ertoe bijdroeg dat de stad zijn laatste dagblad ging verliezen. Uitgeverij Wegener zag alleen een toekomst door de HC te nemen in het Algemeen Dagblad, maar dat vindt de Haagse elite –begrijpelijk– ook weer niks.

Als alternatief riepen oud-redacteuren van de Haagsche Courant vijf jaar geleden het weekblad Den Haag Centraal in het leven. Het is elitair en onevenwichtig en de vormgeving is belabberd, maar het heeft (dankzij een subsidie) gelukkig een paar bekwame politieke redacteuren. Tegelijk is het ook invloedrijk, omdat de elite het leest en de Haagse besluitvormers het dus serieus nemen.

Parool

Was een alternatief geweest voor de ondergang van de zelfstandige Haagsche Courant? Ik kijk met jaloezie naar Amsterdam, dat over die prachtige krant Het Parool beschikt. Wat zou het mooi zijn als Het Parool een editie zou maken voor de zuidelijke Randstad. Die editie zou haar aandacht moeten richten op de vier belangrijkste steden: Leiden, Den Haag, Delft en Rotterdam. Met als aandachtsgebieden: de lokale politiek, de sociale en economische ontwikkeling van de steden, de drie universiteiten, de internationale instellingen, cultuur, uitgaan en societynieuws. Het zou dus geen volksdagblad worden, maar dit zijn wel de onderwerpen die ertoe doen bij de mensen die aan de touwtjes trekken. Misschien is een dagblad te veel gevraagd, een wekelijks Parool voor de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag zou al geweldig zijn.

Share
mei 182012
 

(Door Pieter Maessen, mei 2012) Getij-energie is een nichemarkt met veel mogelijkheden en het buitenland is erg geïnteresseerd als de ‘Hollandse watertovenaars’ daarmee aan de slag gaan.

Met deze opmerkingen maakte de directeur van Strukton Civiel, Martijn Smitt, woensdag 16 mei duidelijk waarom zijn onderneming ‘enthousiast’ is over de mogelijkheid  een centrale voor getij-energie te bouwen in de Brouwersdam.

Strukton gaat samen met energiebedrijf DELTA een investerings- en exploitatieplan opstellen. Dat is zinvol, omdat een overheidscommissie op 16 mei concludeerde dat een reconstructie van de Brouwersdam een positieve maatschappelijke kosten-batenbalans heeft. De reconstructie houdt in dat de dam doorlaatbaar wordt gemaakt en dat in de doorlaatopeningen turbines worden geplaatst om elektriciteit op te wekken.

De afgelopen vijf jaren ben ik als communicatieadviseur betrokken geweest bij de ontwikkeling van de Grevelingen en de getijcentrale.

Strukton wil investeren in energieprojecten, maar heeft geen zin de zoveelste bouwer van windturbines te worden. Getij-energie zien ze als een kleine markt met veel mogelijkheden. Het getij is, zeker vergeleken met windenergie, een zeer betrouwbare en voorspelbare bron van kracht. Er zijn volgens Strukton op de wereld veel geschikte locaties voor getijcentrales. Directeur Smitt zag dan ook interessante exportmogelijkheden.

Smitt riep de overheid op om de volgende stap te zetten in de publiek-private samenwerking die nodig is om de getijcentrale te bouwen. Hij verwacht dat de centrale nog een onrendabele top zal hebben waardoor een overheidsbijdrage onvermijdelijk is. De overheidscommissie, onder leiding van supercommissaris Marike van Lier Lels, heeft geconcludeerd dat het subsidiëren van die onrendabele top verantwoord is gezien de vele baten die een doorlaat in de Brouwersdam zal hebben. Welke zijn dat? De waterkwaliteit van het Grevelingenmeer zal verbeteren, de kweek van schelpdieren en de visserij worden productiever, er komt duizend hectare natte natuur bij in de Grevelingen en het toerisme krijgt een impuls. Het is een win-win-win-project.

Het lijkt niet meer dan logisch dat in het volgende regeerakkoord het principebesluit wordt genomen om de centrale te bouwen. Het past immers in het topsectorenbeleid van de rijksoverheid. In dat kader is het project het afgelopen jaar al verschillende keren als voorbeeld gesteld.

De provincies Zuid-Holland en Zeeland gaan de vervolgfase trekken. De eerstvolgende stap is de ingebruikname van testlocaties voor verschillende technieken aan de oevers van de Grevelingen. Daaromheen zou meteen al een publieksinformatiecentrum geopend moeten worden. Want dit nieuwe project moet wel een mooie plek krijgen in de etalage van de BV Nederland.

Share
mei 112012
 

(Door Pieter Maessen, mei 2011)
Wie naar de Floriade gaat om zich een dag te laven aan oude en nieuwe soorten bloemen en planten is bij dezen gewaarschuwd: die vind je daar niet. Er is in Venlo van alles te zien wat met tuinbouw en tuinieren te maken heeft, maar het is als met zo veel presentaties: de afzender, in dit geval de tuinbouwindustrie, vindt zijn eigen verhaal belangrijker dan de ervaring van de bezoeker.

Dus vind je op de Floriade tientallen paviljoens van bedrijven die iets willen vertellen over hun innovaties en prestaties, maar je ziet bijna niets van hun producten. Het gaat over het proces, niet over het resultaat voor de klant. Je krijgt allerlei panelen, objecten en video’s voorgeschoteld, maar waar zijn die mooie bloemen en vruchten om aan te ruiken en te proeven?

Het meest teleurstellend vind ik een paviljoen over hoe gezonde champignons de functie van smaakversterker kunnen overnemen van de kunstmatige smaakstoffen: het bestaat alleen maar uit eerder in Japan gebruikte vitrines met een paar bijgeplakte velletjes in het Nederlands, maar je kunt er niets proeven of ruiken of bereiden.

De paviljoens van exotische landen als Jemen en Afghanistan zijn aandoenlijk, omdat ze er wat lokale spulletjes verkopen en omdat er –heel authentiek– wat mensen doelloos rond een bureau hangen. Het is dus wel gevarieerd, je hoeft je niet te vervelen, maar het is toch vooral een commerciële tentoonstelling en geen ‘garden show’ vol pracht en praal.

Mijn gezelschap was na afloop unaniem: als je wilt genieten van de Hollandse overdaad van bloemen en planten, is er maar één plek: de Keukenhof.

Share