mrt 192012
 

Steden blijven maar groeien, tegen de verdrukking in. Dat is van alle tijden, ook al heeft de stad in de belletrie, zeker in de wat behoudende, een slechte naam. De meest voor de hand liggende reden voor mensen om naar de stad te trekken, is een economische. Maar er zijn ook veel andere: politieke, religieuze, emancipatoire en romantische. Soms trekken mensen in groepen naar de stad, anderen zien het juist als een daad van individuele ontplooiing. Dat biedt veel stof tot nadenken, analyseren en filosoferen. Waarom willen mensen in een stad wonen, zelfs in tijden, zoals de meeste, dat de levensverwachting daar korter is dan op het platteland?

Op die vraag belooft het boek Leo Lucassen en Wim Willems in te gaan, want de titel luidt letterlijk: Waarom mensen in de stad willen komen. Helaas, de lezer krijgt het antwoord niet, zelfs niet het begin ervan. Dit boek bevat een bundel artikelen en essays over het ontstaan en de groei van steden in de lage Landen vanaf de diepe Middeleeuwen tot nu. Daar zijn interessante stukken bij over de maatschappelijke en culturele ontwikkeling van de Hollandse, Zeeuwse en Brabantse steden. Maar die stukken gaan niet over de vraag waarom mensen hun huis en haard, hun vertrouwde omgeving, hun ouders en familie verlaten en zich vestigen in een volstrekt vreemde omgeving waarvan ze weten dat hun leven er andere regels heeft dan ze gewend zijn en waarvan ze niet weten hoe ze er kunnen overleven.

Welke keuzen maken mensen wanneer ze besluiten naar een stad te trekken? Naar welke stad gaan ze? Vaak naar één waar al eerder streekgenoten naar toe zijn getrokken. Daar gaan ze zo dicht mogelijk bij wonen om zichzelf een zachte landing in die nieuwe omgeving te gunnen. Is de trek van het platteland naar de stad dus meer een collectieve stap dan een individuele?

Nog steeds worden op het platteland in de Derde Wereld jonge mannen en vrouwen onder druk gezet om naar de grote stad te trekken. Dan is er geen sprake van vrije wil maar van sociale pressie om inkomen voor het arme dorp te gaan verdienen. (Wie daarover een vermakelijke roman wil lezen, kan voor een paar euro de pocket The White Tiger van de Indiase schrijver Aravind Adiga kopen, de kostelijke Booker Prize Winner van 2008.)

Ook belangrijk is de vraag hoe het die immigranten in steden vergaat? Vaak heeft de eerste generatie zijn handen eraan vol om zich een plaats te veroveren in de nieuwe samenleving. Pas hun kinderen en kleinkinderen komen volledig tot ontplooiing in hun carrières. De kinderen van de immigranten bouwen voort op een economisch bodempje dat hun ouders hebben gelegd en zijn dan de trotse nieuwe stedelingen die hun stad injecteren met energie en creativiteit.

Over al deze onderwerpen had ik gehoopt iets te lezen in dit boek, maar dat kan helaas niet. Slechts in het ‘concluderende’ hoofdstuk worden deze vragen aan de orde gesteld en wordt gesuggereerd dat het boek er iets over heeft gezegd. De bundel vertelt van alles over hoe het leven in de stad is hoe de stad als gemeenschap zich ontwikkelt, maar niet hoe zijn burgers die stad beleven en of dat overeenkomt met hun verwachtingen. Verdere een aardig boek, maar de titel had -beetje saai- moeten luiden: Opkomst en ontplooiing van de stad in de Lage Landen 1200-2010.

(Uitgeverij Bert Bakker. Gepubliceerd op www.ruimtevolk.nl. Januari 2010.)

Share