Bespreking van
- Hans de Bruijn, Framing. Over de macht van taal in de politiek. Uitgeverij Atlas.
- Wijnand Duyvendak, Het groene optimisme. Het drama van 25 jaar klimaatpolitiek. Uitgeverij Bert Bakker.
(Door Pieter Maessen, maart 2012)
Een effectieve politieke klimaatstrategie moet niet worden gebouwd op zorg over het milieu of morele plicht, maar op een waarde waar eigenlijk niemand echt tegen kan zijn: ons eigen landsbelang.
Tot die conclusie kom ik na het lezen van twee recente, heel verschillende boeken. Het ene is Framing van de bestuurskundige Hans de Bruijn, die schrijft over het belang van taal in de politiek. Framing gaat over het gebruik van krachtige metaforen of noties waarmee een politicus in een paar woorden een vraagstuk terugbrengt tot een breed gedeelde waarde waar je moeilijk tegen kunt zijn.
Het andere boek is Het groene optimisme van voormalig GroenLinks-Kamerlid Wijnand Duyvendak. Die beschrijft nuchter, zonder emotie, de maatschappelijke discussie en het Nederlandse overheidsbeleid over het broeikasprobleem, een beleid dat tot nog toe zonder wezenlijk resultaat is gebleven. Het is knap, maar ook nogal saai, dat Duyvendak het boek zo’n objectieve toon heeft meegegeven. Hij heeft veel betrokkenen gesproken. Zelfs wanneer hij zijn politieke tegenstanders aan het woord laat, geeft hij alleen maar brave citaten over hun goede bedoelingen en over de nare weerstand waar ze mee te kampen hadden.
Remmende invloed
Het boek is ook nogal oppervlakkig. Duyvendak legt vast wat er in rijksnota’s staat en hoe conferenties zijn mislukt. Hij beschrijft vaak de sterke remmende invloed van de energiebedrijven en van VNO-NCW, maar je bent als lezer toch wel benieuwd hoe die beïnvloeding vijfentwintig jaar lang zo effectief heeft kunnen zijn en waarom het in Engeland, Denemarken en Duitsland wél is gelukt om een aantal stevige klimaatwetten aan te nemen.
Aan het slot komt Duyvendak met een analyse en aanbevelingen. Hij neemt afstand van de ‘doe-het-zelf-ecologen’, die denken dat gemotiveerde burgers, ondernemers en technici het klimaatprobleem zelf kunnen oplossen, vooral dankzij spiritueel en moreel inzicht en technische innovaties.
Duyvendak stelt dat een effectieve aanpak van het klimaatprobleem een krachtige en lang volgehouden politieke strategie vereist. De politiek is de enige die knopen kan doorhakken en dilemma’s kan doorbreken. Niet voor niets hebben ook ondernemers de politiek vaak, maar tevergeefs, aangespoord die rol op zich te nemen.
Het recept van Duyvendak is eenvoudig samen te vatten. Om te beginnen moeten linkse partijen ermee ophouden te doen alsof het heil van hen moet komen. Er zijn genoeg voorbeelden in Nederland en daarbuiten waaruit blijkt dat ook conservatieven en liberalen het belang van een scherp klimaatbeleid hebben verdedigd en er actie op hebben genomen.
Het is mogelijk een mix van beleidsmaatregelen samen te stellen waar zowel linkse als rechtse partijen zich voldoende in kunnen herkennen. Het vereist volgens Duyvendak wel dat de politiek eerlijk tegen de burgers zegt dat een effectieve klimaatstrategie voor iedereen enige, maar geen onoverkomelijke kosten met zich meebrengt.
Schadelijk
Duyvendak schrijft het niet met zoveel woorden, maar uit zijn boek is duidelijk dat een langetermijnstrategie alleen tot stand zal komen als het verzet van de grote energiegebruikers en van hun belangenorganisaties wordt gebroken. Zij slagen er steeds weer in het beeld op te roepen dat een stevig klimaatbeleid heel schadelijk zou zijn voor de Nederlandse economie en zijn burgers.
Wat hij hier aan de orde stelt, is het soort argumentatie dat aan het klimaatbeleid ten grondslag moet liggen, een argumentatie die krachtig genoeg moet zijn om het verzet van de fossiele-energielobby te breken. En hier komt het leuke en informatieve boek van Hans de Bruijn van pas.
Deze Delftse bestuurskundige toont met tientallen voorbeelden uit binnen- en buitenland aan hoe belangrijk taal in de politiek is. Hij laat scherp het onderscheid zien tussen beleidstaal, vol nuances en techniek, en politieke taal die gebruik maakt van emoties en waarden.
Instabiel
Het boek van Duyvendak over het klimaatbeleid is een typisch voorbeeld van beleidstaal. Duyvendak legt steeds weer uit dat er geen eenvoudige oplossingen zijn. Maar hij eindigt ook met het advies om het klimaatprobleem niet langer te bespreken als een mondiale dreiging, een morele schande of een bewijs van politieke onwil. Nee, het overkoepelende belang waar alle partijen zich achter kunnen scharen, is dat van de energiezekerheid. We zijn veel te afhankelijk van grondstoffen die vanuit instabiele regio’s hiernaartoe moeten worden getransporteerd, dwars over zeeën en door pijpleidingen die heel gemakkelijk te blokkeren zijn.
Energiezekerheid raakt aan essentiële veiligheidsvragen. Het is geen ideologische of morele, maar een concrete, pragmatische opgave waar we met z’n allen iets aan moeten doen. Het gaat over de waarde van veiligheid en dat is een begrip, een frame in de woorden van De Bruijn, dat elke politicus overtuigend kan verdedigen en waar hij andere belangen aan ondergeschikt kan maken.
Een frame gaat nooit over de analyse van het probleem (waarover je eindeloos kunt debatteren en conflicteren), maar altijd over een waarde die conflicten kan overstijgen en richting geeft aan je handelen.
Het is geen toeval dat ook in het boek van De Bruijn het klimaatbeleid als voorbeeld vaak aan de orde komt. In beide boeken worden David Cameron én Herman Wijffels aangehaald, die het frame van de energiezekerheid gebruiken om stevig klimaatbeleid te bepleiten.
Het is dít frame waarmee het verzet van de energielobby kan worden doorbroken. Een frame als ‘De wereld is onzeker. Laten we onze energie zelf opwekken’ zou links en rechts kunnen verenigen en aan de energielobby duidelijk maken dat de tijd van grootschalige afhankelijkheid van olie en gas uit Verweggistan zo snel mogelijk verleden tijd moet zijn.
(Januari 2012)