jan 222017
 

Hij ontwikkelde zich in de tweede helft van de jaren negentig tot misschien wel de machtigste man van Nederland. Wim Meijer zat overal in: de publieke omroep, de Nederlandse Spoorwegen, een energiebedrijf, een krantenconcern. Ook hij kon het neoliberale tij niet keren.

Boekbespreking, door Pieter Maessen

Misschien wel de machtigse man van Nederland in de tweede helft van de jaren negentig. Zo typeerde de Volkskrant Wim Meijer ooit, de man die eerst gedurende dertig turbulende jaren een prominente rol speelde in de PvdA en daarna, vanaf 1993, zware toezichtfuncties bekleedde bij iconische bedrijven en organisaties.

Was hij inderdaad zo machtig? In het boek waarin Wim Meijer nu zijn loopbaan door politiek en bestuurlijke Nederland beschrijft, geeft hij zelf een heel ander beeld. Meijer heeft het verhaal van zijn professionele leven verteld aan journaliste Margriet van Lith, die er een interessant, goed geschreven boek van heeft gemaakt. Het is een verhaal van juist toenemende machteloosheid van deze bedachtzame bestuurder en politicus.

Liberaal milieu

Meijer begon in de jaren zestig als vormingswerker in Hengelo. Daar probeerde hij jonge mensen te leren hoe ze zich door het leven konden slaan. Hij vond dat je die jongens niet moest betuttelen en hielp ze om verantwoordelijkheid te nemen. Dat had hij niet alleen op de sociale academie geleerd, maar ook van huis uit meegekregen. Hij komt uit een liberaal milieu, van een bescheiden boerderij op het Groninger platteland. Zijn vader vertelde Wim veel over het werk van de landbouwcoöperatie, waarvan Meijer senior een actieve bestuurder was. In die coöperaties droegen de mensen elkaars lasten, maar je kon alleen lid zijn, als je bewezen had dat je verantwoordelijkheid kon nemen.

Meijer werd actief in de PvdA en in de jaren zestig in Nieuw Links, de vernieuwingsbeweging binnen die partij. Hij zat al jong in de Kamer en stond op z’n 33e zonder bestuurlijke ervaring opeens aan het hoofd van de helft van het Ministerie voor Cultuur, Recreatie en Maatschapelijk Werk. Daar was hij staatssecretaris onder een magistraat tegen wie hij erg opzag, de veel oudere PPR-minister Harry van Doorn.

Van Doorn leerde hem hoe je een ambtelijk apparaat moest aansturen. Als er iets fout was gegaan, riep Van Doorn iedereen bij elkaar en zei: ‘Geen paniek. We hebben een probleem. Hoe gaan we het oplossen en wat leren we ervan?’ En dat leren was niet: nog een controlerende bestuurslaag of een toezichthouder erbij, maar gewoon: wat moeten we de volgende keer niet meer doen?

Meijer vindt die nuchtere aanpak veel effectiever dan de tegenwoordige Pavlov-reactie van Kamer en media na een fout in het openbaar bestuur. Nu klinkt er meteen een roep om meer regels en toezicht. Het antwoord moet volgens Meijer juist zijn: verantwoordelijkheid nemen, probleem oplossen en volgende keer die fout niet meer maken.

Verzorgingsstaat

Een tijdsverschijnsel waar Meijer de staf over breekt, is dat je in de jaren tachtig in de PvdA (en bij andere partijen) niet mocht praten over onvermijdelijke versoberingen in de verzorgingsstaat. Niettemin kwamen die in de jaren negentig (en de afgelopen jaren) tijdens kabinetten met de PvdA wel op gang. Die dubbelzinnigheid heeft de sociaaldemocraten veel schade berokkend. (Kennelijk is de VVD immuun voor onwaarachtige toezeggingen. Zij heeft weinig schade opgelopen van de door Rutte verbroken beloften over hypotheekrente en schuldverlichting aan Griekenland. Zij heeft dan ook geen last van vakbonden of actiegroepen die de vinger op de zere plek leggen.)

Een andere frustratie van Meijer is het uitblijven van samenwerking tussen de progressieve partijen. Hij herinnert eraan dat het Progressief Akkoord van 1972 het linkse blok flinke electorale winst heeft opgeleverd. Maar dat akkoord werd na die verkiezing door het gestaalde PvdA-kader snel weer om zeep geholpen, want de electorale buit was binnen. Van Mierlo heeft in die tijd voorgesteld de progressieve samenwerking te laten regisseren door een ‘excentrische entiteit’ en niet in handen te leggen van de partijbesturen zelf. Want bij die besturen is het hemd van de eigen partij altijd nader dan de rok van een grotere progressieve samenwerking. Meijer gelooft dat het idee van Van Mierlo nog steeds geldig is.

Toezichthouder

De frustratie begint in de biografie van Meijer van de pagina’s af te spatten wanneer hij na zijn terugtreden uit de politiek en het openbaar bestuur commissaris wordt bij bedrijven en organisaties die gezichtbepalend zijn voor de politiek-bestuurlijke ontwikkeling van Nederland. Het gaat om de Rabobank, de NS, Nuon, de NOS en krantenuitgever Perscombinatie-Meulenhof (PCM). Dat was de periode dat hij zogenaamd de machtigste man van Nederland was.

Meijer komt er rond voor uit dat hij de ondergang van PCM (uitgever van o.m. de Volkskrant en Trouw), de mislukking van de Fyra, het einde van de Rabo als vereniging van lokale banken, de splitsing van de Nederlandse energienutsbedrijven en het machtsverlies van de omroepverenigingen niet heeft weten te voorkomen. In al die gevallen zat hij erbij en heeft hij zich ertegen verzet, maar hij heeft zijn doel niet bereikt.

Hij spaart zichzelf in die terugblik op die periode niet. Waarom gebeurde er wat hij niet wilde? Waarom trok hij geen rode lijn en stapte hij niet op toen die organisaties het in zijn ogen verkeerde pad insloegen?

De verklaring ligt ook hier in de tijdgeest van de jaren negentig. Die bracht onder meer financiële instellingen aan de macht. In de publieke sector moest alles commercieel worden aanbesteed. De Nederlandse overheid zette haar oogkleppen op en voerde die Europese wetgeving onverkort uit. Andere landen deden dat slimmer, namelijk zonder hun nationale belangen in de uitverkoop te gooien.

Marktwerking

De Haagse politiek en de financiële wereld waren er zo van overtuigd dat de EU als een liberaal marktproject uiteindelijk in Nederlands voordeel zou werken, dat de nationale belangen terzijde werden geschoven. Wij krijgen als lezer de indruk dat Meijer in een aantal gevallen aan zijn water aanvoelde dat het de verkeerde kant op ging, maar dat hij de positie en de argumenten niet had om de tijdgeest te keren. Bovendien erkent hij dat de tijdgeest ook hem wel eens in zijn greep had.

Als je de ervaringen van Meijer achter elkaar leest, word je niet vrolijk. De politiek loopt gemakkelijk achter abstracte concepten van marktwerking en minder overheid aan en vernietigt daarmee een aantal waardevolle verbanden. En wanneer het electoraal concreet wordt (versoberen verzorgingsstaat), durven partijen niet te benoemen wat onvermijdelijk is. In beide situaties speelt retoriek een grote rol. Er worden mooie beloften gedaan, maar ze zijn gebaseerd op kortzichtigheid.

Het is een harde analyse van een man als Meijer, die intussen al meer dan vijftig jaar met dit bijltje hakt. Dat hij optimistisch kan afsluiten, komt doordat hij gelooft dat de slinger van een terugtredende overheid weer op zijn retour is en dat hij overal coöperaties van mensen ziet ontstaan die hun eigen pensioen regelen of hun eigen energie-opwekken. Dat zijn kleine initiatieven in een wereld die meer dan ooit wordt gedomineerd door ongrijpbare politieke stemmingen die over de wereld walsen.

Share