apr 152021
 

Sjeng Schoemakers (vooraan) was een sociaal bewogen, activistische mijnwerker, een van de leiders van het vergeefse verzet tegen het besluit van de regering om de mijn niet in exploitatie te nemen. Na de officiële sluiting woonde Schoemakers met zijn gezin in het kantoor ter bewaking van het verlaten terrein. Foto www.gluckauf.nl, overgenomen uit het boek.

Bespreking van: Luc Wolters, Staatsmijn Beatrix. Gemiste kans of zegen? Vantilt, 2018, ISBN 978 94 6004 3840.

Vijf *****

Het is nog geen zeventig jaar geleden, 1952, dat het kabinet onder leiding van premier Drees besloot dat er in de Roerstreek, ten oosten van Roermond, een grote nieuwe kolenmijn aangelegd moest worden. Daarop brak in die nogal achtergebleven, afgelegen boerenstreek een ware goudkoorts uit. In hoog tempo werden plannen gemaakt voor nieuwe straten en wegen, een spoorlijn, een haven, riolering, straatverlichting, waterleiding, gezondheidscentra en grotere scholen en kerken. De enthousiaste en ferme burgemeester van Vlodrop en Melick-Herkenbosch, Eugène Rutten, stond op het biljart zijn middenstanders op te roepen om vooral te investeren en uit te breiden en ‘daarbij niet op duizend gulden te letten’. En dat deden ze! Er is zelfs een ontwerp gemaakt voor een heel nieuw dorp, Berkenrode, voor het mijnpersoneel dat vlakbij moest wonen om essentiële taken van de nieuwe Staatsmijn Beatrix uit te kunnen voeren.

De Waarheid

Die goudkoorts heeft zeven jaar geduurd en toen kwamen de eerste serieuze berichten dat de Beatrix misschien toch niet door zou gaan. En weer drie jaar later, in 1962, viel het dubbeltje definitief de andere kant op: de regering besloot toch maar af te zien van de mijn want de kolen zouden te duur worden en de economie schakelde in hoog tempo over op olie en aardgas. Het leidde tot boze protesten in die dorpen, een vuurtje dat werd aangewakkerd door de CPN en het dagblad De Waarheid, die er een kapitalistisch complot van Shell en Esso in zagen.

De werkelijkheid was dat het staatsbedrijf, de Staatsmijnen, nooit veel heil in het nieuwe kolenveld had gezien. Het lag te ver weg van alle infrastructuur van het mijngebied in Zuid-Limburg en het carboon lag te diep. Tegen heug en meug ging de directie van de Staatsmijnen toch onder druk van de regering aan de slag, want die hield lang vast aan het idee dat extra steenkolen Nederland op energiegebied onafhankelijker zou houden.

Met innovatieve techniek hebben de ingenieurs en de werkers van de Beatrix prachtige schachten van vijfhonderd meter diepte geboord. Vanaf de hele wereld kwamen collega’s kijken om het te bewonderen. Maar tegen de tijd dat die schachten klaar waren, was eindelijk ook het kabinet om. Het gaf gehoor aan de directie van de Staatsmijnen die bleef benadrukken dat de mijn verliesgevend zou zijn en dat zij tot nog meer onverkoopbare voorraden van steenkolen zou leiden.

Nationaal Park

Deze boeiende geschiedenis heeft Luc Wolters zorgvuldig, met gevoel voor detail en met mooie foto’s beschreven in het boek Staatsmijn Beatrix. Gemiste kans of zegen?  De titel verraadt al dat Wolters er uiteindelijk een zegen in ziet voor de Roerstreek. Als de mijn door was gegaan, zou de welvaart in die dorpen flink zijn gestegen, maar hun landelijke karakter zouden ze hebben verloren. Misschien nog belangrijker: de mijn zou midden in het bosgebied hebben gelegen dat we nu kennen als het Nationaal Park de Meinweg, een naam die verwijst naar het gemeenschappelijk gebruik van die woeste gronden in vroeger eeuwen.

De directie van de Staatsmijnen had bij de regering bedongen dat het Rijk de kosten op zich zou nemen die nodig waren om de dorpen in de Roerstreek bij de tijd te brengen. Er is jarenlang strijd over geweest welke kosten daar wel en niet onder moesten vallen en de betrokken gemeenten hebben flink moeten lobbyen om hun investeringen vergoed te krijgen. Bijzonder is dat ze daarbij de opdrachtgever van de Staatsmijnen, de minister van Economische Zaken, steeds aan hun zijde vonden. De weerstand zat bij de minister van Financiën en de minister-president die al gauw vonden dat de gemeenten hun eigen boontjes maar moesten doppen, ook al hadden die niet daarom gevraagd.

Modernisering

Maar dankzij die investeringen ondergingen de boerendorpen, die overigens in de oorlog zwaar beschadigd waren, in korte tijd een flinke modernisering. Er kwamen zwembaden, bibliotheken, grotere scholen, bredere wegen en je kon, zoals in die tijd werd gezegd, bij de uitbundige straatverlichting de krant lezen. Belangrijker nog was vervolgens de aanleg van een groot industrieterrein dat veel werk bood.

De dorpen van dit verhaal vormen tegenwoordig de gemeente Roerdalen en die maakt voor zichzelf reclame als een toeristisch gebied met veel ‘plekjes van klein geluk’. Als de mijn Beatrix was aangelegd, waren dat er heel wat minder geweest.

Share