mrt 192012
 

Heeft u, beste lezer, wel eens tientallen bestuurders, raadsleden en andere verantwoordelijken op eieren zien lopen? Nee? Dan was u vast niet aanwezig bij de Randstad Oploop van Vereniging Deltametropool op 2 februari in Amsterdam.

(Door Pieter Maessen, februari 2011)
De afgelopen jaren was de opkomst bij dergelijke oplopen minder groot, maar op deze avond verdrongen tweehonderd Randstedelingen zich voor de ingang van de zaal aan de Weesperstraat. Er broeit iets in de Randstad, moeten al die mensen hebben gedacht. Ik wil erbij zijn! Het is overdreven de opkomst te vergelijken met die op het Tahrirplein in Egypte waar op dat moment de veldslag tussen pro‐ en contra‐Mubarakdemonstranten aan de gang was, maar de verwarring onder de oploopbezoekers was zeker zo groot.

Kaarten

Over de toekomst van de Randstad konden bestuurders tot vorig najaar vrijelijk filosoferen, ook als het over bestuurlijke constructies ging. Dankzij het nieuwe regeerakkoord is dat verleden tijd. Het is nu ernst.

Commissaris van de Koningin in Zuid‐Holland Jan Franssen, die zich al jaren sterk maakt voor één Randstadprovincie, herhaalde in zijn openingsverhaal dat pleidooi. Hij las het grootste deel van zijn betoog een beetje mat voor van zijn papieren, maar was des te actiever in het aansluitende vragenblokje. Die timide presentatie kwam misschien wel doordat Franssen zich onzeker over zijn redenering moet hebben gevoeld. Hij zei absoluut vast te houden aan de drieslag van rijk, provincie en gemeente, maar zag ook de onvermijdelijkheid van metropoolregio’s in en vond binnengemeentelijke decentralisatie een zaak van de gemeenten zelf.

De Randstadprovincie is voor Franssen niet een eenvoudige samenvoeging van de beide Hollanden, Utrecht en Flevoland. Hij wil iets compacters, een provincie die bestaat uit de stedenring en het Groene Hart. Die provincie moet een duidelijk en beperkt takenpakket krijgen, maar, zo erkende hij, “de bestuurlijke energie zit op dit moment in de twee metropoolregio’s.” Franssen ziet het dan ook als onvermijdelijk dat de nieuwe grote provincie een aantal taken moet ‘doordecentraliseren’ aan die metropoolregio’s.

Van harte doet hij dat echter niet. Want hij sprak de vrees uit dat in de metropoolprovincies de G3 vooral voor hun eigen belangen zullen opkomen en dat de middelgrote steden (Leiden, Haarlem, Dordrecht, Gouda) het onderspit zullen delven. Die steden zijn volgens Franssen dus beter af onder de hoede van een provincie.

Hoe we dit model met metropoolregio’s moeten interpreteren binnen de plattegrond van Thorbecke, liet hij in het midden. Sterker nog: “Ik doe verder geen uitspraken, ik houd mijn kaarten voor de borst, want je weet maar nooit op dit moment.”

Provincievrij

De andere hoofdspreker, Maarten van Poelgeest, wethouder te Amsterdam, was zo mogelijk nog voorzichtiger. “Mijn regiobestuurders letten op elk woord dat ik hierover zeg,” bekende hij achteraf. Zo duidelijk als Franssen sommige zegeningen van het Regeerakkoord prees (oprichten Randstadprovincie, opheffen stadsregio’s), zo noemde Van Poelgeest het akkoord ‘een grabbelton’. Er zullen volgens hem altijd coördinatievragen zijn en de bestuurlijke organisatie zal hybride blijven.

“In de metropoolvleugels zit nu veel energie,” zei Van Poelgeest, “maar ze zijn ook te vrijblijvend. Zonder stadsregio’s gaat de coördinatie mis.” Een Randstadprovincie is voor Van Poelgeest veel te groot. “Stel je voor dat de Randstadprovincie in en rond de G4 de aanbesteding en organisatie van het openbaar vervoer moet gaan doen….” Hij had er duidelijk weinig vertrouwen in.

Toch kwam Van Poelgeest voorzichtig met twee opties. De ene is die van kleinere provincies die de taken van de stadsregio’s overnemen. In de andere zag hij de metropoolregio’s als ‘provincievrije zones’.

Dit laatste was een schot in de roos bij Jaap Modder, voorzitter van Stadsregio Arnhem‐Nijmegen én lid van Vereniging Deltametropool. Modder prees Franssen omdat die als IPO‐voorzitter toch een bestuurlijke taak zag voor de Randstadvleugels. Het provincievrij maken van stadsregio’s leek hem een goed idee omdat Hamburg en Bremen een dergelijke status hebben binnen Nedersaksen. Zo’n model kan natuurlijk in Gelderland ook goed werken, moet Modder hebben gedacht.

Wanorde

Wat moeten we met al deze ideeën? Oud‐gedeputeerde Harry Dijksma van Flevoland sprak zijn geloof uit in de wet van behoud van wanorde. Ook bij veel andere bezoekers was de scepsis tijdens de borrel na afloop bijna te voelen. “Zo praten we al veertig jaar. Iedereen heeft ideeën, maar niemand heeft een oplossing,” zei een ambtenaar van Zuid‐Holland.

Dus kijkt iedereen uit naar de brief die minister Donner in maart naar de Kamer wil zenden. Maar ook daarvan zijn de verwachtingen niet hooggespannen. “Donner weet ’t ook niet. Tegen iedereen die met een voorstel bij hem komt, zegt hij: werk maar uit,” wist een medewerker van een provinciebestuurder te melden.

Paul Gerretsen, de agent van de vereniging, had na afloop gemengde gevoelens over de bijeenkomst. Hij was buitengewoon blij met de grote opkomst, maar zijn hart ligt niet bij de bestuurlijke discussies. “Ik had gehoopt dat het meer over de inhoud van de Randstadontwikkeling zou gaan, maar de structuur is op dit moment natuurlijk een onvermijdelijk gespreksthema.”

Toch hadden Franssen en Van Poelgeest de inhoud wel degelijk in hun presentaties meegenomen. De eerste besprak uitvoerig de onderwerpen waar een Randstadprovincie veel zou kunnen bereiken: infrastructuurplanning, economische strategie, het recreatief en toeristisch vestigingklimaat en het gezond maken van de cultuursector door dubbele voorzieningen in de Randstad te saneren.

En Van Poelgeest begon zijn betoog met de constatering dat het anno 2011 veel beter met de steden gaat dan in de jaren ’70. Hij wees op de aanhoudende groei van de steden in de Randstad, terwijl in de rest van het land de krimp toeslaat. “De komende dertig jaar zijn in de Randstad 250.000 tot 300.000 nieuwe woningen nodig. Dat is bijna net zoveel als in heel Amsterdam staat. Die vraag moeten we anders beantwoorden dan met een nieuwe ronde Vinexwijken, want dan halen we weer de dynamiek uit de steden.”

Voor Van Poelgeest mag ook Den Haag de rol van Randstadcoördinator op zich nemen. Hij vindt dat het Rijk nu ten onrechte zijn handen van de Randstad aftrekt. Een groter decentraal belastinggebied voor gemeenten en provincies zou een hele verbetering zijn, meende Van Poelgeest.

Franssen was het helemaal met hem eens dat het Rijk op financieel gebied geen fair beleid voert. De commissaris werd bijna boos in zijn verontwaardiging over ministeries die eerst taken en financiële middelen naar provincies en gemeenten decentraliseren en vervolgens elk jaar weer snoeien op de financiële middelen. “We moeten een rem zetten op het rijk dat geld weghaalt. De rechten van de decentrale overheden moeten sterker worden.”

Terug naar de structuurdiscussie. Er was vrijwel niemand tijdens de oploop die gelooft in de komst van één grote Randstadprovincie. Ook Jan Franssen zelf niet, want hij had al van minister Donner gehoord dat Den Haag vreest dat zo’n provincie een te invloedrijke concurrent in het landsbestuur zal worden.

Groene Hart

De metropoolregio’s zijn ‘in’, maar hoe groot en invloedrijk moeten die worden? Stel nou eens, zei iemand, dat we twee metropoolprovincies maken die uitsluitend bestaan uit de stedelijke gebieden van respectievelijk Noord‐Holland (inclusief Almere) en Zuid‐Holland. Die provincies zullen een grootstedelijk karakter hebben en onderscheiden zich daarmee duidelijk van de rest van Nederland. Zij bundelen het internationaal georiënteerde, metropolitane deel van ons land. De delen van het Groene Hart die nu in Zuid‐Holland en Noord‐Holland liggen voegen we bij de provincie Utrecht. Dat wordt daarmee de beschermer van het open middengebied met Utrecht‐stad als krachtige centrumgemeente. Dan moeten we alleen nog een oplossing vinden voor Noord‐Holland‐Noord. Een kleine, aparte provincie?

Consultant Guus van de Hoef, die veel werk heeft verricht in Groot‐Rotterdam en in het Groene Hart, zag dit model wel zitten. Het duidelijke onderscheid tussen hoogstedelijk en landelijk Holland sprak hem aan, zoals elk concept zijn goede kanten heeft. Maar wie komt met een plan dat op voldoende draagvlak kan rekenen en een geloofwaardig, effectief antwoord is op de metropoolvorming in Holland?

Zo eindigde de Randstad Oploop met net zoveel vragen en ideeën als hij begon. Twee dagen later werd de grabbelton aan ideeën zelfs nóg beter gevuld, toen de provinciebesturen van Noord‐Holland, Utrecht en Flevoland aankondigden een fusie te onderzoeken. Is hier sprake van een vlucht vooruit, een poging te voorkomen dat de metropoolregio’s een greep naar de macht doen?

De bestuurders lopen op eieren. De eieren zijn bevrucht. Er broeit iets in bestuurlijk Nederland en iedereen is heel benieuwd wat er rond Pasen uit het ei van BZK zal kruipen.

(Gepubliceerd in Hollandblad, editie 8. Hollandblad is het orgaan van Vereniging Deltametropool, februari 2011.)

Share